De omschakeling naar 100% elektrische bedrijfswagens is enkel mogelijk als de ontwikkeling van de laadinfrastructuur gelijke tred houdt. Maar de politieke beslissingen van de voorbije maanden lijken de ontwikkeling van laadinfrastructuur niet meteen te ondersteunen.
We herinneren er om te beginnen nog even aan dat de fiscale regels rond bedrijfswagens de voorbije jaren flink aangescherpt zijn. Om het bedrijfswagenpark te vergroenen, werkte minister van Financiën Vincent Van Peteghem een wet uit waardoor niet-koolstofneutrale wagens vanaf 2026 niet langer fiscaal aftrekbaar zijn. Met andere woorden: ondernemingen kunnen bij de vervanging van een bedrijfswagen enkel nog 100% elektrische modellen kiezen voor hun medewerkers als ze fiscale voordelen willen genieten. Wie 100% elektrische wagens zegt, zegt echter ook laadinfrastructuur. En daar wringt het schoentje...

Thuisladen: geen fiscale steun meer
Wanneer werkgevers hun medewerkers een 100% elektrische bedrijfswagen aanbieden, installeren ze doorgaans een laadpunt bij de werknemer thuis. Dat is echter niet wettelijk verplicht. Sommige werkgevers vinden dat de laadmogelijkheden op het werk en een laadkaart om openbaar te laden, volstaan voor de dagelijkse behoeften van de meeste medewerkers.
Wie niet tot die categorie behoort, heeft zo geen andere keuze dan thuis op eigen kosten een oplaadpunt te plaatsen. Voor hen, en voor al wie als particulier thuis een oplaadpunt wil voorzien, bood de Belgische overheid sinds twee jaar fiscale stimuli voor de aankoop en plaatsing, in de vorm van belastingaftrek.
Helaas was dat fiscale voordeel beperkt in de tijd en is het op 31 augustus van dit jaar stopgezet. Het succes van de maatregel was bovendien zeer beperkt. De reden? Om in aanmerking te komen voor de belastingaftrek moest je aan een hele reeks voorwaarden voldoen, zoals kiezen voor een ‘slim’ (en dus duurder) laadpunt en uitsluitend groene stroom gebruiken. Particulieren kunnen echter moeilijk aantonen dat de elektriciteit die ze binnenkrijgen van het net 100% groen is. Iets waar zelfs de energieleveranciers vaak niet toe in staat zijn.
Focus op collectieve projecten
De maatregel is vooral om budgettaire redenen afgeschaft, maar ook omdat het de bedoeling is om de energietransitie op andere manieren te ondersteunen, met een grotere focus op openbare infrastructuur. De overheid lijkt met andere woorden eerder in te zetten op collectieve projecten dan individuele oplossingen te ondersteunen.
Deze beslissing lokte flink wat kritiek uit omdat ze er komt net nu de verkoop van elektrische voertuigen sterk toeneemt en de toegang tot oplaadinfrastructuur dus cruciaal is.

En voor bedrijven?
Ook hier gold sinds twee jaar een bijzonder voordelige federale regeling om Belgische ondernemingen aan te moedigen te investeren in de ontwikkeling van openbare laadinfrastructuur. Bedrijven en zelfstandigen die laadpalen plaatsten, mochten rekenen op een uitgebreide aftrekbaarheid van de aankoop- en plaatsingskosten. Voorwaarde was dat het laadpunt minstens semipubliek moest zijn en dus minstens een gedeelte van de tijd gebruikt kon worden door derden. Op die manier stimuleerden de autoriteiten ondernemingen om mee te helpen aan de uitbouw van de openbare laadinfrastructuur.
Tot 31 augustus 2024 bedroeg de aftrekbaarheid 150%. Sindsdien is het percentage gezakt naar 100%, wat voor bedrijven nog altijd interessant blijft.
Brussel: belasting op openbare laadpalen?
Ondertussen overweegt het Brussels Gewest om een belasting in te voeren op openbare laadpalen. Het project in kwestie betreft een jaarbedrag van 125 euro per aansluiting, in de wetenschap dat één laadpunt vaak meerdere aansluitingen heeft. De jaarlijkse kosten voor spelers die massaal geïnvesteerd hebben in Brusselse laadinfrastructuur kunnen dan ook fors oplopen … En ook particulieren met een (gedeeltelijk) toegankelijk laadpunt, bijvoorbeeld aan hun oprit, zouden deze belasting moeten betalen.
Momenteel is er nog niets beslist, maar puur het feit dat men erover spreekt leidde al tot felle reacties bij zowel bedrijven als particulieren. “Het zou een ronduit domme belasting zijn”, zei Maarten Michielssens, CEO van EnergyVision, een onderneming die zo’n 2000 Brusselse laadpunten beheert, op zijn LinkedIn-account. “Als de belasting wordt ingevoerd, installeren we geen nieuwe laadpalen meer en zullen we bepaalde exemplaren mogelijk verwijderen.”
Variabele belasting
De Brusselse overheid wil met de potentiële belasting het gebruik van de openbare ruimte rationaliseren en extra inkomsten aanboren om onder meer andere mobiliteitsprojecten te financieren. Er wordt echter gevreesd dat als de belasting werkelijkheid wordt, dat ten koste gaat van gebruikers die een beroep doen op openbare infrastructuur om hun wagen op te laden. Bovendien zouden nieuwe investeringen van bedrijven of particulieren in openbare laadinfrastructuur ontmoedigd worden.
De vraag is dus of de nieuwe Brusselse regering het dossier opnieuw op tafel zal leggen. Op dit moment is dat nog niet het geval. Merk overigens op dat de gemeenten Sint-Gillis en Elsene al een gelijkaardige en veel duurdere belasting hebben ingevoerd, van respectievelijk 180 en 281 euro per aansluiting.

Thuisladen: wie betaalt?
Werknemers met een elektrische bedrijfswagen (100% elektrisch of plug-inhybride) mogen meestal rekenen op de terugbetaling van de thuis verbruikte elektriciteit om de wagen op te laden. Dat houdt ook steek, aangezien ze privé elektriciteit gebruiken om een wagen op te laden die (gedeeltelijk) voor professionele doeleinden wordt gebruikt. Op die terugbetaling wordt geen voordeel van alle aard of belasting geheven.
Maar hoe wordt de prijs per kilowattuur bepaald voor de terugbetaling? Bedrijven kennen immers het specifieke tarief niet dat elke medewerker thuis betaalt en dat afhangt van allerlei factoren, zoals de leverancier, de woonplaats en de eventuele aanwezigheid van zonnepanelen. Al die elementen hebben immers een impact op de uiteindelijke kostprijs.
Onzekerheid troef
Om dat probleem op te lossen, is van overheidswege bepaald dat bedrijven mogen gebruikmaken van het tarief van de CREG (Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas), die maandelijks een officiële elektriciteitsprijs publiceert voor de Belgische gezinnen. In België is iets echter zelden eenvoudig, en dus kondigde minister Vincent Van Peteghem begin dit jaar plots aan dat bedrijven het CREG-tarief niet langer mochten gebruiken, zonder echter een alternatief te voorzien. Door die beslissing creëerde hij onzekerheid in de sector, die niet langer weet welke prijs er nu gehanteerd moet worden.
Pas na heel wat vragen in het parlement kondigde hij in september aan dat zijn kabinet het gebruik van het CREG-tarief ‘tijdelijk’ zou toelaten, zolang er geen andere praktische oplossing voorhanden is om de reële elektriciteitskosten van elke gebruiker te bepalen.
Besluit
Het is maar te hopen dat de oplossing in kwestie niet nadelig zal zijn voor bepaalde werknemers, zoals wie met de eigen spaarcenten zonnepanelen heeft geplaatst.